Auteursinstructies
Auteursinstructies TsvB
Uitgangspunten en intenties

Begeleidingskunde is de praktijkwetenschap die zich richt op het begeleiden van het leren en ontwikkelen van professionals ten behoeve van hun beroepsmatig functioneren, zowel individueel, in teamverband, als op organisatieniveau. De begeleidingskunde kent hiervoor een diversiteit aan vormen, zoals mentorschap en meestergezelrelaties, supervisie, coaching en (studie)loopbaanbegeleiding, training en teambegeleiding, organisatieconferenties en actieonderzoek. Kenmerkend voor de begeleidingskunde is een gecombineerde oriëntatie op de ontwikkeling van individuele professionals, samen met de gerichtheid op de ontwikkeling van de teams en organisaties waarin zij functioneren. Basaal in de begeleidingskunde is het uitgangspunt dat individueel leren en collectief leren in elkaar grijpen. 

Het Tijdschrift voor Begeleidingskunde draagt bij aan de ontwikkeling van dit vakgebied, door een publicatiemedium te bieden voor praktijkwetenschappers en reflecterende professionals. In dit blad brengt de redactie wetenschappers en professionals, denkers en doeners, vragers en aanbieders, opleiders en afnemers met elkaar in interactie. Doel is een standaard te ontwikkelen voor professionele begeleiding die zowel voldoet aan wetenschappelijke maatstaven en normatieve criteria, als aan eisen van praktische relevantie. 

Op deze manier wil het tijdschrift een bijdrage leveren aan het realiseren van de beleidsdoelen van de Landelijke Vereniging voor Supervisie en Coaching (LVSC), wat betreft de voortgaande professionalisering van haar leden en toekomstige leden in opleiding. Als richtinggevende waarde bij het vormgeven van het tijdschrift geldt voor de redactie dat zij de volle breedte van de diverse werkvelden en de niveaus waarop begeleidingskunde wordt beoefend aan het woord wil laten, en dat zij deze diverse gremia met elkaar in dialoog wil brengen. De redactie verwacht dat dergelijke ontmoetingen de ontwikkeling van het vakgebied voeden en dat zij de deskundigheid van de beroepsgroep bevorderen. Daarbij wordt gestreefd naar een combinatie van degelijkheid van de inhoud en leesbaarheid van de bijdragen. 

Het tijdschrift kent verschillende rubrieken die elk eigen richtlijnen en criteria hebben. 

  • Kennis en Kunde. Overzichtsartikelen, conceptueel vernieuwende bijdragen en onderzoek. 
  • Praktijk en Professie. Reflectie op praktijkvragen vanuit casuïstiek en methodiek. 
  • Ontmoeting. Artikelen op basis van interviews. Vast rubrieksonderdeel is De Weg, waarin begeleidingskundigen die in het veld hun sporen verdiend hebben aan het woord komen. 
  • Gelezen. Recensies en beschouwingen van literatuur. Om het hoofdartikel in interactie te brengen met mensen uit het werkveld, kan de redactie een auteur uitnodigen te reageren en te reflecteren op het boodschap, het perspectief of de relevantie.

Om het hoofdartikel in interactie te brengen met mensen uit het werkveld, kan de redactie een auteur uitnodigen te reageren en te reflecteren op het boodschap, het perspectief of de relevantie.

Algemene richtlijnen

Alle artikelen die bij de redactie ter publicatie worden aangeboden moeten vergezeld gaan van: 

  • een kernachtige en aansprekende titel; 
  • een samenvatting van 75-100 woorden (ten behoeve van de publicatie op de website); 
  • beknopte auteursgegevens, waaronder het e-mailadres van de hoofdauteur; 
  • adresgegevens van de auteur(s), voor toezending van een presentexemplaar. 

Verder moeten de artikelen voldoen aan de richtlijnen zoals hierna per rubriek vermeld en zoals die meer in het bijzonder tussen redactie en auteur worden overeengekomen.

Tijdschrift voor Begeleidingskunde
Rubriek Kennis en Kunde

Deze rubriek bevat artikelen waarin verslag wordt gedaan van conceptueel of empirisch onderzoek. Wat betreft auteurs kan daarbij worden gedacht aan lectoren, promovendi en docenten, en tevens aan professionele begeleiders die vanuit hun expertise, ervaring of opleiding een bijdrage willen leveren. 

Criteria: 

  • relevantie voor begeleidingskunde; 
  • verbinding tussen theorie en praktijk; 
  • heldere vraagstelling, opbouw en argumentatie; 
  • verankering in relevante literatuur en correcte verwijzing volgens de APA-regels; 
  • lengte circa 5500 woorden (hoofdartikel), 3900 woorden (lang artikel) of 2800 woorden (kort artikel).
Rubriek Ontmoeting

Voor het vaste rubrieksonderdeel De Weg vraagt de redactie min of meer bekende begeleidingskundigen (zoals coaches, supervisoren en organisatieontwikkelaars) in 800 woorden te beschrijven welke weg zij zijn gegaan als begeleider, ofwel wat hen heeft gemaakt tot wie zij nu zijn. 

De volgende vragen dienen daarbij als suggesties: 

  • Hoe bent u in het begeleidersvak terechtgekomen? Via welke weg bent u daar gekomen? 
  • Welke leerschool of leerscholen en welke leermeester(s) waren bepalend? 
  • Wat waren beslissende draaipunten in uw ontwikkeling? • Was er in uw ontwikkelingsweg ook sprake van dwalen en dwaalwegen? 
  • Welke ontmoetingen, films, beelden of literatuur gelden voor u als wegwijzer en ijkpunt, en welke wellicht als dagelijkse kost? 
  • Wie zijn voor u belangrijke reisgenoten? Behalve dat de rubriek bedoeld is als inspiratie voor vakgenoten, wil de redactie hiermee ook inzicht opdoen (en doorgeven) rond de vraag wat eigenlijk bepalende factoren zijn in de vorming tot het vak.
Rubriek Praktijk en Professie

De redactie hecht aan de verbinding tussen de ervaringsverhalen van adviseurs, coaches, trainers en supervisoren en de doordenking daarvan met theoretische concepten. In deze rubriek worden instrumenten en methodieken gepresenteerd; tevens worden herkenbare praktijksituaties en casuïstiek beschreven. 

De rubriek levert de lezer een spiegel en een venster, doordat hij eigen ervaringen kan vergelijken met de gepresenteerde praktijk. Daarbij kan de lezer bevestiging vinden en tot nieuwe perspectieven komen. 

Deze rubriek kan ook interactief van aard zijn, doordat schrijvers constructief commentaar geven op elkaars bijdragen, bijvoorbeeld in de vorm van schriftelijke intervisie. In de bijdragen zijn ook steeds waardevolle literatuurverwijzingen opgenomen voor ‘verder lezen’. 

Criteria: 

  • herkenbaarheid van de gepresenteerde praktijksituatie; 
  • verbinding met theorie en methodiek begeleidingskunde; 
  • heldere vraagstelling, opbouw en argumentatie; 
  • minimaal drie betekenisvolle verwijzingen naar relevante literatuur (volgens APA-regels); 
  • lengte circa 5500 woorden (hoofdartikel), 3900 woorden (lang artikel) of 2800 woorden (kort artikel).
Rubriek Gelezen

Deze rubriek bestaat uit boekrecensies, korte besprekingsartikelen en samenvattingen van artikelen uit (buitenlandse) tijdschriften. De rubriek beoogt een overzicht te geven van belangrijke ontwikkelingen in het veld. 

Criteria: 

  • beknopte weergave van de inhoud van het besproken werk; 
  • verbindingen met andere relevante benaderingen en literatuur; 
  • faire en beargumenteerde evaluatie; 
  • 2200 woorden.
Meer informatie Tijdschrift voor Begeleidingskunde
Meer informatie publicatievoorwaarden
Procedure voor indienen

Bijdragen aan het Tijdschrift voor Begeleidingskunde dienen als Word-bestand te worden ingediend bij eindredacteur Harry Haakman. Auteurs ontvangen een bericht van ontvangst en informatie over de procedure. De redactie bespreekt de ingezonden artikelen en legt die eventueel voor aan onafhankelijke derden. Op grond daarvan komt zij tot een oordeel op de plaatsbaarheid van de bijdrage. 

Het oordeel van de redactie wordt uiteindelijk gevat in een van de volgende categorieën: 

  • Ja → plaatsing zonder meer. 
  • Ja, mits → plaatsing op voorwaarde van enkele specifieke aanpassingen. 
  • Nee, tenzij → geen plaatsing in huidige vorm; auteur wordt uitgenodigd het artikel na grondige herziening opnieuw in te dienen. 
  • Nee → het artikel komt niet voor plaatsing in aanmerking. 

De redactie geeft altijd toelichting bij de beoordeling. In geval van voorwaarden geeft de redactie aanwijzingen voor het verbeteren van de tekst. Elke bijdrage wordt door de eindredacteur geredigeerd en daarna voorgelegd aan de auteur. Deze redactiefase is echter niet bestemd voor grote veranderingen in de tekst wat betreft inhoud en/of indeling. Wat betreft de doorlooptijd kan van het volgende uitgegaan worden: 

  • Eerste idee. Zes maanden voor de verschijnen van het tijdschrift. 
  • Eerste concept. Vijf maanden voor de verschijnen van het tijdschrift. 
  • Oordeel redactie. Vier maanden voor de verschijnen van het tijdschrift. 
  • Tweede concept. Drie maanden voor de verschijnen van het tijdschrift. 
  • Versie voor eindredactie. Twee maanden voor de verschijnen van het tijdschrift.
Auteursrecht

Met het opsturen van een artikel naar de redactie gaat de auteur akkoord met de publicatievoorwaarden van de uitgever. De redactie gaat ervan uit dat de aangeboden tekst niet eerder is gepubliceerd of elders ter publicatie is aangeboden. Is dat wel het geval, dan is de bijdrage in principe niet ontvankelijk. Wel is het mogelijk met de redactie afspraken te maken over een aangepaste versie. Auteurs ontvangen geen honorarium, wel een PDF-bestand en een exemplaar van het nummer met de gepubliceerde bijdrage.

Spelling, taalgebruik en opbouw

Het tijdschrift hanteert de voorkeursspelling volgens de Woordenlijst Nederlandse Taal (ofwel het Groene Boekje). Niet-courante vaktermen dienen uitgelegd te worden en niet-courante vreemde woorden dienen zoveel mogelijk door Nederlandse woorden te worden vervangen. Afkortingen worden vermeden. Wordt een bepaalde zaak of benaming gewoonlijk met een afkorting aangeduid, dan wordt bij eerste vermelding de naam voluit geschreven, met de afkorting er tussen haakjes achter. Daarna kan volstaan worden met de afkorting. Gestreefd wordt naar sekseneutraal taalgebruik. In cases en voorbeelden acteren daarbij zowel mannen als vrouwen, in alle rollen (dus bijvoorbeeld niet uitsluitend vrouwen in de rol van begeleide en mannen in de rol van begeleider).

Opbouw

Artikelen bestaan uit de volgende onderdelen. 

  • Korte introductie. Circa vijftig woorden. 
  • Inleiding. Aanleiding, probleemschets en vraagstelling, inkadering, uitleg van sleutelbegrippen en indeling of opbouw van de tekst. 
  • Middendeel. Het eigenlijke verhaal, wat betreft opzet inzichtelijk en logisch. Met uitwerking in getitelde paragrafen (en eventueel subparagrafen). 
  • Afronding. Samenvatting van het voorafgaande, conclusie en/of aanbevelingen. 
  • Literatuurlijst. Eventueel, als in de tekst aan literatuur wordt gerefereerd.
Illustraties

Figuren en tabellen dienen een duidelijke functie te hebben in het betoog en worden steeds voorzien van een bijschrift en nummer. In de tekst moet ernaar verwezen worden (bijvoorbeeld: zie figuur 1). 

In de tekst wordt aangegeven waar ze precies moeten komen, met de naam tussen vierkante haken en een witregel erboven en eronder. 

Figuren moeten als apart jpeg-bestand van redelijke kwaliteit toegevoegd worden.

Noten en kaders

Voetnoten worden beperkt toegepast; alleen als de informatie niet in het verhaal zelf past. Hiervoor kan de betreffende functie in Word worden gebruikt. 

Een alternatief is te werken met aparte tekstkaders. Hiermee moet echter ook spaarzaam worden omgesprongen, zowel wat betreft frequentie als lengte.

Koppen

Artikelen zijn voorzien van een kernachtige titel die de inhoud dekt, eventueel met een toelichtende ondertitel. Ook de (sub)paragrafen hebben een titel. In lange stukken tekst zijn tussenkopjes aan te bevelen; witregels zijn niet gewenst.

Casuïstiek

Artikelen kunnen worden geïllustreerd met beknopte, goed gekozen voorbeelden. Wanneer de werkzaamheid van een methode wordt bepleit, is een casus vereist waarin dit wordt gedemonstreerd. 

Mensen moeten zo worden beschreven, dat herleiding tot concrete personen niet mogelijk is. Is dit onvermijdelijk, dan dient eerst toestemming te worden gevraagd. Een andere optie is gebruik te maken van een samengestelde (en dus gefingeerde) casus.

Referenties in de tekst

Verwijzingen naar literatuur in de tekst worden als volgt aangegeven. 

  • Tussen haakjes plaatst men de auteur(s) zonder voorletters en met jaartal: (De Haan, 2011). Maakt de naam van de auteur deel uit van de lopende tekst, dan wordt het: ‘De Haan (2011) stelt dat …’ 
  • Citaat, een parafrase of een gedeeltelijke samenvatting: (De Haan, 2011, p.17) of De Haan (2011, p. 17) schrijft: ‘...’ 
  • In verwijzingen tussen haakjes wordt het &-teken gebruikt, in lopende tekst het woord ‘en’.
TsvB
Personalia

Aangeboden artikelen gaan vergezeld van de voornaam, de initialen, eventuele titulatuur, het beroep of de functie en de werkkring van de auteur(s). Van de hoofdauteur wordt tevens het e-mailadres vermeld.

Onderzoeksresultaten

Onderzoeksresultaten kunnen vaak op een overzichtelijke en leesbare wijze worden weergegeven in tabellen. Niet alle lezers zijn echter geschoolde onderzoekers; daarom moet in de tekst ook omschreven worden wat in de tabellen staat.

Literatuurlijst

De bibliografie aan het einde van een artikel verwijst naar publicaties die de auteur direct of indirect voor de bijdrage heeft gebruikt, volgens de methode van de American Psychological Association (APA). Er zijn verschillende regels voor een boek, een deel of hoofdstuk van een boek of een tijdschriftartikel. 

  • Boek enkele auteur. Kunneman, H. (2005). Voorbij het dikke-ik. Bouwstenen voor een kritisch humanisme [Beyond the thick-I. Grounds for a critical humanism]. Amsterdam: Humanistics University Press. 
  • Boek meer auteurs. Marjo Boer, Marcel Hoonhout, Jan Oosting, e.a. (2015). Supervisiekunde – meerperspectivisch. Schiedam: Vakmedianet. 
  • Artikel in boek. Hell, J.G.F. (1999). Coaching van teams in organisaties. In J.G.F. Hell, W.A. Hoogduin & P.J. van den Beld (red.), Coaching, houvast in de veranderende organisatie (pp. 92-109). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
  • Tijdschriftartikel. Ruijters, M. C. P., & Simons, P. R. J. (2006). Het Leerlandschap van Organisaties. Develop, 2, 54–63.
Website

Elk gepubliceerd artikel wordt tevens geplaatst in de LVSC Kennisbank. Het artikel wordt daar kort ingeleid met een door de auteur aangeleverde inleidende tekst.

Meer informatie websitereglement LVSC